Het onvoltooide kasteel der renaissance
Met het prachtige portaal uit 1552 wijden wij ons aan een glorierijke tijd: de era hertog August van Saksen en zijn verbouwingen op de Neuenburg in de 16e eeuw.
Elke bezoeker van het museum die op de tweede verdieping vanuit de grote vorstenzaal in de groene salon treedt, doorkruist onvermijdelijk een in de zuidmuur van de vorstenzaal aangebracht portaal uit zandsteen dat op grond van zijn monumentaliteit en zijn rijke architectonische vormgeving voor verbazing zorgt. Wie specifiek kijkt zal niet alleen het aan de latei aangebrachte jaartal ‘1552’ ontdekken, maar ook het daarboven door een profiel omlijst inschrift kunnen ontcijferen:
„VON GOTTES GNADENN AVGVSTVZ HERZOGK ZV SACHSSEN VNND VONN DENSELBENN GNADENN FRAWE ANNA GEBORNNE AVSS KOVNIGKLICHEM STAM ZV DENNEMARCK HERZOGINN ZV SACHSZEN“
Naast het inschrift, elk ingelijst door kleine balusterzuiltjes, zijn twee wapens te herkennen: links het hertogelijk-Saksische, rechts het koninklijk-Deense. Met dit portaal maakten de hertog August van Saksen (1526-1586) en diens uit het Deense koningshuis afkomstige echtgenote Anna (1532-1585) in het jaar 1552 voor zichzelf een monument, waardoor ze als opdrachtgevers op de Neuenburg verschijnen.
Toen August als opvolger van zijn overleden broer Moritz de titel van keurvorst aanvaardde, begon de wetenschappelijk geïnteresseerde en progressieve prins het Albertijnse Saksen te hervormen en na verloop van tijd leidde hij het tot een economische en sociale bloei.
Naast zijn politieke successen werd August ook bekend in de bouw- en architectuurwereld. Hij mag niet voor niets worden beschouwd als de belangrijkste bouwer van de "Saksische Renaissance". Hij maakte bijvoorbeeld een einde aan de renovatie van het Residenzschloss in Dresden, die onder broeder Moritz was begonnen. Erg opmerkelijk zijn de talrijke jachtkastelen die onder hem zijn gemaakt, die ofwel nieuw waren of vaak door renovatiewerkzaamheden zijn ontstaan. In dit opzicht is het ook een jachtslot dat zou kunnen worden omschreven als zijn "meesterwerk": de Augustusburg in het Ertsgebergte, nabij Chemnitz.
Afgezien daarvan heeft August ook zijn stempel gedrukt op het grootste kasteel van de Thüringer landgraven - zoals het renaissanceportaal suggereert. Maar verrassend genoeg zwijgen de bronnen hier. Tot dusver is er in de archieven nauwelijks iets gevonden over de verbouwingen onder hertog August op de Neuenburg. Als gevolg hiervan is onze kennis van de bouwgeschiedenis van de Neuenburg in de 16e eeuw helaas zeer beperkt. Maar het bouwonderzoek dat de afgelopen jaren grondig is uitgevoerd, heeft veel van de bevindingen verhelderd.
Op weg naar het jacht- en woonkasteel - de Neuenburg in de renaissance
Voordat wij ons wijden aan de hoofdelijke burcht, loont een blik in de voorburcht. De grotendeels zichtbare en over het algemeen als ‘Dicker Wilhelm’ bekende verdedigingstoren is medio 16e eeuw veranderd. Zijn kenmerkende torenkoepel en de opvallende zogenoemde ‘Welschen gevels’ kreeg hij in het jaar 1550. Hij was oorspronkelijk bedekt met leisteen. Eveneens een nalatenschap van de renaissance is zijn gelijkvloerse ingang, terwijl men voor die tijd enkel via de boven gelegen en direct naar de hoofdverdieping leidende ingang in de toren kwam.
Wij gaan naar de hoofdelijke burcht. Als een van de eerste veranderingen die staan voor de uitbreiding van het renaissancegebouw van de Neuenburg, kan een portaal met het jaartal ‘1543’ in de huidige als torenkamer benoemde derde bovenverdieping van de romaanse woontoren worden gezien. Daarnaast wijzen ook de typische renaissancevensters op een structureel werken in de woontoren.
Het poortgebouw, dat de woontoren en het vorstengebouw verbindt, heeft in zijn uit vakwerk geconstrueerde bovenverdieping een houten blok- resp. plankenkamer. Een ruimte die over het algemeen in burchten nog zelden bewaard gebleven is. Weliswaar is deze reeds afkomstig uit de tweede helft van de 15e eeuw, de weer zichtbaar gemaakt resten van wandschilderingen horen echter bij de sporen van de ombouw in de renaissance.
Ten oosten van de blokkamer sluit het gedeelte aan dat vorstengebouw wordt genoemd. Dit omvat het lange bouwgedeelte tussen de dubbele kapel en het oosttorenhuis en werd wezenlijk reeds in de tweede helft van de 15e eeuw onder implicatie van oudere, zelfs romaanse bouwsubstantie opgericht.
Hiertoe telt onder andere de uit de tweede helft van de 12e eeuw afkomstige grote zaal. Hertog August liet deze medio 16e eeuw grotendeels afbouwen. Zo werd de minstens vier verdiepingen tellende grote zaal, die in hoogte en representatie alle andere woon- en representatiegebouwen overtrof, twee verdiepingen lager. Hierdoor ging ook de daarin aanwezige zaal verloren. Bij de veranderde hernieuwing deelde men de verdiepingen anders in. Daardoor ontstond bijvoorbeeld op de tweede verdieping de kerkzaal, zoals deze sinds de 17e eeuw werd genoemd. Te zien zijn hier nog steeds de markante renaissancevensters.
In de loop van de bouwwerkzaamheden volgde eveneens een veranderde hernieuwing van de met de grote zaal nauw verbonden dubbele kapel. Hoewel deze in grotere delen haar romaanse oorsprong behield, kan de ingreep als buitengewoon worden gezien. Schijnbaar op basis van statische problemen moest haar westelijke muurwerk op de bovenverdieping grootschalig worden herbouwd en de benedenkapel werd door een muur achter de vrijstaande arcade gescheiden. Bovendien deelde men de nu ontstane westelijke helft van de dubbele kapel in drie nieuwe verdiepingen, waardoor ook het niveau van de bodems werd veranderd. Tot aan de 19e eeuw diende de benedenverdieping als paardenstal, de ruimte daarboven als woning. Terwijl het middeleeuwse altaar in de bovenkapel de tijden tot heden doorstond, kwam er een houten altaar in de benedenkapel.
In resp. aan het vorstengebouw zijn er behoudens de hernieuwingen van de grote zaal en de bouw van een stenen wenteltrap, die tussen de groene salon en het gedeelte van de huidige klokkententoonstelling is gemaakt, geen verdere belangrijke veranderingen uit het midden van de 16e eeuw aan te tonen. Noemenswaardig blijft hier alleen nog ons renaissanceportaal. Dit werd echter oorspronkelijk iets zuidelijker van zijn huidige locatie opgericht en markeerde de uitgang van de wenteltrap in een grote, hoekvormige ruimte op de tweede verdieping. Deze zaal strekte van de huidige vorstenzaal tot de klokkententoonstelling. Daarmee bevond het portaal zich op een uiterst representatieve plaats, want deze met een haard ingerichte ruimte diende zeker als feestzaal.
Een structureel element als het portaal, dat op een opvallende wijze diende als een lofprijzend aandenken aan een vorstelijk stel, is ongetwijfeld als een getuigenis en symbool voor bouwwerkzaamheden op de Neuenburg te zien. Dit ging verder dan de maatregelen voor het behoud en het herstel en had als doel deze middeleeuwse burcht uiteindelijk te veranderen in een modern woon- en jachtkasteel, wat voldeed aan de in de renaissance gestegen behoeften aan een hofhouding vol pronk en praal. Dit is niet alleen zichtbaar bij de representatieve gebouwen, maar ook bij de voorzieningsgebouwen. De constructie van de diepe kelders met tongewelven onder de noordelijke galerijvleugel, die halverwege de 16e eeuw werd uitgevoerd en die de opslagcapaciteit aanzienlijk zou hebben vergroot, kan klaarblijkelijk in deze richting worden geïnterpreteerd. Evenzo hadden de uitgebreide renovatiewerkzaamheden van de ‘keuken’, uitgerust met een nieuwe dakconstructie en schoorsteen sinds het begin van de jaren 1550, een hedendaags gebruik van de Neuenburg als een belangrijke secundaire residentie op het oog. Daarom kan er van een planning van verdere bouwontwerpen worden uitgegaan.
In zijn tijd als hertog kreeg August aan het einde der jaren 1540 de burcht Weißenfels als hoofdelijke residentie. De daardoor ontvouwde structurele processen inzake de residentie in het Thüringer resp. westelijke gedeelte van het Albertijnse Saksen, brachten ook verbouwingen van de Neuenburg teweeg. De motivatie daarvoor lag voor de jonge vorst zeker niet alleen in de directe nabijheid van Weißenfels, maar ook in zijn beduidende geschiedenis als burcht van de machtige Thüringer landgraaf, wiens opvolgers de Wettijnse voorouders van August waren. August wordt echter in 1553 - een jaar na de oprichting van het renaissanceportaal - onverwacht keurvorst van Saksen. Dit leidde er zeker toe dat verdere bouwplannen op de Neuenburg, in ieder geval niet in de geplande mate, plaatsvonden. Wegens de regeringszaken en de daarmee verbonden focus op de Dresdener residentie verloor August de betrekking tot de burchten en kastelen uit zijn tijd als prins. Dat August de Neuenburg echter niet geheel uit het oog verloor, toont bijvoorbeeld de zuidelijke galerijvleugel, die omstreeks 1560 onder de keurvorst August werd verhoogd.
Het barokke renaissanceportaal
167 jaar na de schepping beleefde het portaal in de waarste zin van het woord zijn ‘renaissance’. De vierde hertog van Saksen-Weißenfels, een tak van het Saksische huis, Christian (1682-1736), stelde zich min of meer in de voetsporen van de grote voorouder, om te voltooien waar deze mee was begonnen - de verandering van de Neuenburg in een hertogelijk jachtslot. U kunt zich denken welke geldingsdrang deze Albertijnse tak van Saksen-Weißenfels moet hebben gehad, die met hun zeer beperkte territorium niet alleen in de schaduw van het keurvorstendom Saksen stond, maar die ook afhankelijk was van hun gunst. Bijgevolg waren de mogelijkheden ook beperkt om deze geldingsdrang door te zetten. De hertogen vertrouwden des te meer op de barokke representatiestrategieën van hun tijd, waarbij de hoofse jacht en de pompeuze ceremonie eromheen een speciale plaats innamen.
Aan de andere kant speelden de legitimatie van de eigen afkomst, d.w.z. de opvatting van de beroemde voorouders van het Albertijnse huis zoals keurvorst August en de tradities die onder deze voorouders waren gevestigd of golden, een steeds belangrijkere rol. In deze context kreeg de Neuenburg, als de voormalige plaats van werking van de Thüringer landgraven, dat door keurvorst August werd opgenomen als een gepland jacht- en woonkasteel bij de uitbreiding van de residentie tijdens zijn tijd als prins, een opmerkelijke betekenis voor de tak Saksen-Weissenfels en ontwikkelde deze zich tot de centrale zetel naast kasteel Neu-Augustusburg in Weißenfels. Hiermee verweven werden pogingen gedaan om de Neuenburg zo te ontwikkelen tot een jachtverblijf, dat het zou voldoen aan het moderne, weelderige tijdperk van de barok met behoud van traditionele elementen en verschijningsvormen.
Als gevolg hiervan trok het renaissanceportaal ook veel aandacht tijdens de barokke renovatie onder hertog Christian, die het centrale belang van de jacht en de traditie als elementen van de heerschappij van de Albertijnse zijlijn tot het uiterste dreef. Omdat de voorheen grote, hoekige zaal aan het begin van de 18e eeuw in kleinere delen werd ingedeeld en het portaal op zijn oorspronkelijke locatie zijn visuele effect verloor, werd het verplaatst naar de zuidmuur van de vorstenzaal, die toen als tafelkamer werd gebruikt. Het portaal verbond zo twee centrale delen van de barokke Neuenburg: de woonkamers van de hertog met de eetkamer als representatieve feestzaal. Hoeveel hertog Christian zich in de traditie van zijn huis plaatste en wilde schitteren met het extra vergulden van het portaal zelf als opvolger van de grote Saksische "August" wordt ook duidelijk gemaakt door een tekstpaneel dat ooit in de directe omgeving van het portaal stond:
‘Was die hohen Ahnen bauten, liebte Hertzog Christian, als ein Zweig der Sachsen Rauten, dem dis Land ist unterthan. Drum hat er, was ihn ergetzet, hier zur Zierde hergesetzet. MDCCXIX’
Het feit dat hij niet alleen afkomstig van de keurvorst van Saksen, maar door hertogin Anna ook van koninklijk Deense afkomst was en de daarmee verbonden nauwe relaties tussen twee huizen, speelde een rol in het zelfbeeld van hertog Christian.
De geschillen tussen de keurvorstentak in Dresden laten zien, hoe uitgesproken zijn kennis van traditie was. Nadat Friedrich August I, beter bekend als August de Sterke, in 1697 bekeerde tot het katholicisme om de Poolse kroon te verwerven, zagen de Saksen-Weißenfels zichzelf als de bewakers van het protestantisme - en vooral hertog Christian onder hen. Deze achtergrond verklaart zijn focus op de Albertijnse-Saksische traditie.
Romaniek - renaissance - barok. Over de betekenis van een portaal
Wie had gedacht met wat voor ingewikkelde betekenis het renaissanceportaal van 1552 is beladen? Het is duidelijk meer dan enkel een getuigenis voor het artistiek werken op de Neuenburg in de 16e eeuw. Vanaf het begin was het een middel voor zijn opdrachtgevers, hertog August en hertogin Anna, om zich niet alleen te laten gelden als meesters van structurele modernisering, maar ook als legitieme meesters van het omringende land en om hun plaats in de grote geschiedenis van de Neuenburg veilig te stellen, waarmee ze zich aansloten bij de voormalige Thüringer landgraven. Iets soortgelijks gebeurde een paar generaties later, toen hertog Christian van Saksen-Weißenfels via dit portaal zijn zelfbeeld - in tegenstelling tot de Albertijnse hoofdlijn - als beschermheer van de Saksische tradities sinds August demonstreerde en zichzelf zo probeerde te legitimeren als soeverein heerser.
En dus geldt voor dit portaal, net als voor tal van kunstwerken en gebouwen, de fascinerende variëteit. Enerzijds is het een esthetisch meesterwerk, anderzijds bevat het verhalen over zijn vorstelijke opdrachtgevers, hun tijd, hun wereld en hun behoeften. Tegelijkertijd diende het als symbool voor traditie en legitimatie en kreeg het later een symbolische inhoud. Niet al deze wetenschappelijke inhouden zijn zo eenvoudig uit het kunstwerk te ontnemen, maar zijn te verklaren door de samenhangen.
Aan te bevelen literatuur over het thema:
Glatzel, Kristine / Hellwig, Beate / Markwardt, Monika / Schmitt, Reinhard: Schloss Neuenburg in Freyburg/Unstrut (Sachsen-Anhalt), Berlin/München 2016.
Säckl, Joachim: Schloss Neuenburg als Jagdschloss der albertinischen Herzöge von Sachsen-Weissenfels im 17. und 18. Jahrhundert, in: Schmuhl, Boje E. Hans / Breitenborn, Konrad (Hgg.): Schloss Neuenburg, Dößel 2012, S. 295-360.
Schmitt, Reinhard: Das Portal von 1552 im Fürstensaal der Neuenburg, in: Unsere Neuenburg. Mitteilungen des Vereins zur Rettung und Erhaltung der Neuenburg e. V. (2003), Nr. 4, S. 7-14.